VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Hoge Raad: Eenzijdige schadevaststelling bij AOV is geen oneerlijk beding

Geplaatst op: 27-07-2018, 12:34:53

AOV-verzekeraars mogen in hun voorwaarden bepalen dat de schade wordt vastgesteld aan de hand van gegevens van door de maatschappij aan te wijzen medische en andere deskundigen. Zo’n voorwaarde is geen oneerlijk beding. Dat antwoordt de Hoge Raad op prejudiciële vragen in een conflict tussen een zelfstandig consultant en Nationale-Nederlanden. Het hoogste rechtsorgaan noemt het wel ‘wenselijk’ dat de branche nadenkt over inspraak van de verzekerde bij het aanwijzen van deskundigen.

De uitspraak van de Hoge Raad volgt op een slepend conflict tussen een zelfstandig ondernemer met zijn verzekeraar Nationale-Nederlanden. De consultant heeft een AOV van NN en raakt in 2007 arbeidsongeschikt. Door de jaren heen is er sprake van herstel en terugval. Deskundigen stellen verschillende percentages van arbeidsongeschiktheid bij de man vast.

Vooral een rapport van een verzekeringsgeneeskundige waaruit NN in 2014 afleidt dat de man niet langer voor 25% of meer arbeidsongeschikt is, stuit op bezwaren bij de consultant. Dat oordeel betekent dat de man zijn uitkering verliest. Zijn internist stelt dat hij lijdt aan aanhoudende vermoeidheid bij sarcoïdose (ontstekingsziekte) en hemachromatose (ijzerstapelingsziekte). NN wijst privéomstandigheden aan als oorzaak van de vermoeidheid.

Oneerlijk beding

In de rechtsprocedure die hierop volgt betoogt de consultant dat polisvoorwaarde 14 uit de AOV een oneerlijk beding is. In die voorwaarde staat dat de verzekeraar de mate van arbeidsongeschiktheid, de omvang van de uitkering en de periode waarvoor die zal gelden, vaststelt aan de hand van gegevens van door de maatschappij aan te wijzen medische en andere deskundigen. Als de verzekeringnemer niet binnen 30 dagen bezwaar aantekent, wordt hij gedacht het standpunt van de verzekeraar te aanvaarden.

Niet meebeslissen

Volgens de consultant beperkt die bezwaartermijn de wettelijke rechten van de verzekeringnemer bij wanprestatie door de verzekeraar. Maar bovenal vindt hij het oneerlijk dat de verzekeraar de bevoegdheid heeft deskundigen aan te wijzen, terwijl hij als verzekerde niet mag meebeslissen over de aan te wijzen deskundigen en over de aan hen verstrekte opdracht. De rechtbank Den Haag heeft dit vervolgens ter beoordeling bij de Hoge Raad neergelegd.

Aanvechtbaar

Die wijst beide argumenten van de man van de hand. Als het onbenut laten van de bezwaartermijn zou leiden tot het verval van recht van de verzekerde om aanspraak te maken op een (hogere) uitkering dan zou dit mogelijk in strijd komen met de verjaringstermijn. Maar daarvan is geen sprake, vindt de Hoge Raad. Volgens het hoogste rechtsorgaan is de termijn van 30 dagen geen vervaltermijn. Ook na die maand kan een verzekerde nog zijn zaak aan een rechter voorleggen. De vaststelling van de verzekeraar kan dus aangevochten worden.

Geen nadeel

Ook de eenzijdige vaststelling van de schade kan volgens de Hoge Raad niet als oneerlijk beding worden getypeerd. De hoogste rechter stelt dat een verzekerde er geen nadeel van hoeft te ondervinden dat indien hij de vaststelling van de verzekeraar aanvecht er al een eenzijdig deskundigenrapport bestaat. Artikel 14 uit de polisvoorwaarden van NN houdt niet in dat partijen gebonden zijn aan de oordelen van de deskundigen, maar slechts dat de verzekeraar de mate van arbeidsongeschiktheid vaststelt op basis van die oordelen. De rechter heeft de ruimte om bezwaren van de verzekeringnemer tegen reeds bestaande deskundigenrapporten mee te wegen, aldus de Hoge Raad. Hieronder vallen ook bezwaren tegen de persoon van de deskundige.

Daardoor komt de verzekerde niet in een zodanig ongunstige positie ten opzichte van het geldend recht dat rechterlijk ingrijpen noodzakelijk is. Dat betekent dat geen sprake is van een oneerlijk beding.

Serieuze vraagtekens

De Hoge Raad zegt wel dat er “serieuze vraagtekens” te zetten zijn bij de eenzijdige wijze van schadevaststelling bij AOV’s. Maar, luidt het arrest, de vraag is niet of er een eerlijker of redelijker beding mogelijk is. Volgens de Raad is dat mogelijk, waarbij hij verwijst naar wat de Ombudsman Financiële Dienstverlening in 2005 en in 2007 in zijn jaarverslagen betoogde.

Die stelde toen dat het bij arbeidsongeschiktheidsclaims die verdergaan dan een controle of bezoek op huisartsenniveau, goed zou zijn af te stemmen welke specialist zal worden gevraagd en welke vragen aan hem of haar zullen worden voorgelegd. “Mijns inziens is het niet meer van deze tijd dat van twee contractpartners die elkaar serieus en gelijkwaardig achten, één zonder inspraak van de ander uitmaakt welke medisch specialist zal worden benaderd en welke vragen zullen worden voorgelegd”, aldus de Ombudsman.

Handschoen

Ook de Hoge Raad schrijft aanpassing van de huidige gang van zaken wenselijk te vinden.  Het orgaan verwijst naar de letselschadepraktijk, waarbij afstemming gebruikelijk is. Er is verbetering mogelijk bij de manier waarop AOV-verzekeraars claims behandelen, vindt de Raad. “Maar het kader van een rechterlijke oneerlijkheidstoetsing na een beroep op Richtlijn 93/13/EEG is hiervoor niet het geëigende middel. Uiteindelijk is het niet aan de rechter om ‘redelijker’ of ‘eerlijker’ bedingen te construeren”, aldus het arrest. “Het is aan de ‘branche’, aan verzekeraars dus, om deze handschoen op te pakken.”

Bron: publicatie door Paul de Kuyper van 27 juli 2018 op www.amweb.nl  

Vorige pagina